De samenleving digitaliseert in ijltempo. Ook hulpverleners maken steeds meer gebruik van online tools. Volgt de geestelijke gezondheidszorg?
Het internet is niet meer weg te denken uit ons leven. Technologie vergezelt ons doen en laten. De toegang tot informatie is nagenoeg onbeperkt. Gegevens deel en verwerk je in één muisklik. Het is een evolutie die ons meer regie geeft over ons leven.
Ook de hulpverlening zit middenin die digitale revolutie. Digitalisering ondersteunt logistieke processen zoals planning, betaling, beheer en uitwisseling van zorginformatie. Nieuwe vormen van zorgverlening duiken op: zorg op afstand, anonieme hulpverlening of online lotgenotencontact. Er ontstaan kansen voor meer zelfzorg. Wearables en apps maken het eenvoudig om onze levensstijl in kaart te brengen en bij te sturen.
Al werkt de geestelijke gezondheidszorg behoorlijk ambachtelijk, toch vinden we ook hier steeds meer apps, websites en andere technologische toepassingen. Verschillende termen drukken die vernieuwing uit: e-mental health, online hulp of eHealth. Wij hebben het over digitale tools.
De Vlaamse overheid stimuleert het gebruik van zo’n digitale tools. De stijgende vraag naar psychische hulp en de budgettaire krapte vereisen creatieve aanpassingen van het zorgaanbod. Digitale tools kunnen de stijgende zorgvraag mee helpen opvangen, redeneren beleidsmakers. Ook op het terrein zetten organisaties zich in om het ambacht van psychische hulpverlening te verbinden met innovatieve technologie.
De opkomst van digitale tools roept verschillende vragen op. Is de geestelijke gezondheidszorg klaar om ze in de bestaande zorg in te bedden? Bieden digitale tools een antwoord op de verschillende uitdagingen in de sector, zoals inperking van wachttijden, meer zorg op maat en continuïteit van zorg? Hoe verzoenen we innovatieve toepassingen met de ambachtelijke stijl van de geestelijke gezondheidszorg?
Quality in Treatment zocht met een haalbaarheidsstudie naar antwoorden op deze vragen. 153 cliënten, hulpverleners en managers namen deel aan een uitgebreide bevraging of verdiepende focusgroepen.
Digitale tools voelen nog niet vertrouwd aan: 69 procent gaf te kennen weinig of niet vertrouwd te zijn met online tools. Bij de subgroep van de hulpverleners was dit nog meer uitgesproken: 92 procent had geen of weinig ervaring.
Onbekend betekent niet noodzakelijk onbemind. De houding tegenover digitale tools is vooral afwachtend (41 procent) en eerder positief (33 procent). Dit trekt zich ook door op subgroepniveau: de meeste cliënten, hulpverleners en managers tonen zich koele minnaars van digitale toepassingen in de psychische zorg. De meest kritische geluiden hoorden we bij de hulpverleners.
Alle respondenten, ook de hulpverleners zelf, stellen weinig bereidheid vast om te veranderen. Ze zien vooral twijfels om het vertrouwde werkschema om te gooien, de investering in digitale tools dreigt iets te worden dat bovenop het takenpakket komt, ze vragen zich af wie dat gaat betalen en hoe het zit met de privacy.
Een innovatie-expert verwoordde het zo: “De geestelijke gezondheidszorg evolueert heel traag. Therapeuten zijn gewoontedieren en er is veel weerstand ten aanzien van veranderingen.”
Er zijn dus heel wat drempels om digitale tools in te zetten in de geestelijke gezondheidszorg: onvoldoende kennis en de inschatting dat implementatie veel inspanning vergt. Opleiding en coaching zijn daarom cruciaal: ze motiveren hulpverleners om digitale tools te omarmen. Een organisatie moet hiervoor de nodige stimulansen geven.
Hulpverleners moeten ook voldoende betrokken worden bij de ontwikkeling van digitale tools. Om een gevoel van eigenaarschap te verwerven, moeten ze van bij de aanvang betrokken worden bij het bedenken en uitwerken ervan. Uiteindelijk zullen zij de poortwachters zijn om hun cliënten wegwijs te maken in de zin en onzin van technologie in de geestelijke gezondheidszorg.
In de geestelijke gezondheidszorg zetten cliënten makkelijker de stap naar digitale tools dan hun hulpverleners. Veel cliënten zoeken op het internet naar informatie over en oplossingen voor hun problemen zoals depressie, verslaving of suïcide. Vaak vinden ze daar behulpzame tools. Wanneer ze dit vervolgens delen met hun hulpverleners, blijken die er vaak niet mee vertrouwd.
Toch verwachten cliënten dat hulpverleners vragen over tools kunnen beantwoorden. Het aanbod is zo onoverzichtelijk dat ze door de bomen het bos niet meer zien. Welke tools zijn betrouwbaar en onderbouwd? Welke zijn eerder commercieel? Cliënten hebben een betrouwbare gids nodig die hen wegwijs maakt in deze online wereld, liefst hun eigen hulpverlener.
Cliënten gebruiken ook online tools om contact en steun te zoeken bij lotgenoten. Ze hebben hier vaak veel aan. Er wordt nuttige informatie uitgewisseld, er ontstaat een grote betrokkenheid, een soort van netwerk waaruit men steun put. Maar ook hier lopen hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg achter de feiten aan: ze kennen en erkennen deze vorm van hulp onvoldoende.
We legden cliënten twee tools voor om criteria waaraan digitale tools moeten voldoen op het spoor te komen: I-Positivity en Noknok.be.‘
Cliënten vinden dat zo’n tool in eerste instantie gebruiksvriendelijk, veilig en flexibel moet zijn. Ook aanpasbaarheid is belangrijk, in functie van de fase in het begeleidingsproces: in het begin meer informatie, later meer tussentijdse opvolging en stimulatie. Bij de afronding is er nood aan verankering en opvolging. De hulpverlener moet de coach zijn van dit proces.
Cliënten verkiezen tools voor algemene veranderingsprocessen zoals motivatie, welbevinden, zin vinden in je leven, eerder dan tools die werken aan het reduceren van specifieke symptomen of klachten. Hun voorkeur gaat uit naar een omvattende aanpak, die werkzame elementen uit verschillende therapiestromingen combineert. Ook interactiemogelijkheden, zoals chat, discussiefora, getuigenissen of opvolging, worden sterk gewaardeerd.
Niet alle functies van de tools vinden cliënten zinvol. Sommige vinden ze zelfs eerder overbodig: bevindingen uit tools delen via sociale media, veel of lange tekstfragmenten, complexe doe-opdrachten, kant-en-klaar opdrachten met een vaste volgorde, weinig dynamische of weinig gebruiksvriendelijke opdrachten.
Cliënten zien de kansen die digitale tools bieden voor de therapie van de toekomst. Opvallend was hun vraag om digitale tools in het natraject in te zetten. Hoewel dit momenteel nauwelijks gebeurt, zouden digitale tools een belangrijk verschil kunnen maken bij hervalpreventie, waaronder betere opvolging van cliënten, automatische herinneringen of beeldbellen bij crisis.
De inzet van online tools verbreedt het zorgaanbod en versterkt het herstelgericht werken. Ook die meerwaarde krijgt hoge scores. Online hulp versterkt het blijven werken tussen de sessies door, versterkt de bewustwording en verantwoordelijkheid van de cliënt.
Het reduceren van de wachtlijstproblematiek wordt op scepsis onthaald. Digitale tools moeten ingebed blijven in een therapeutische vertrouwensrelatie. Het mag geen besparingsmaatregel en echte hulp en persoonlijk contact vervangen.
De bijdrage van digitale tools aan de wachtlijstproblematiek wordt vooral gezien als een zinvolle invulling, niet als een oplossing. Cliënten kunnen de wachttijd nuttiger besteden als ze online hulp aangeboden krijgen.
Een belangrijke toekomst is weggelegd voor blended hulp, een combinatie van reguliere en online zorg. “Blended hulp wordt het nieuwe normaal”, aldus onderzoeker Philippe Bocklandt die hierover al heel wat expertise verzamelde.
Zo’n blended hulp kan parallel verlopen: online tools ondersteunen face-to-facesessies. Maar het kan ook afwisselend ingezet worden: een online aanbod gaat een face-to-faceaanbod vooraf of volgt het op.
Zoals eerder aangegeven is het essentieel dat hulpverleners als facilitator fungeren. Zij moeten de tools opvolgen en ter bespreking voorleggen.
In de geestelijke gezondheidszorg zijn hulpverleners en cliënten het erover eens dat online tools de kracht van het ambacht niet mogen aantasten. Maatwerk, dialoog, een persoonlijke relatie, afstemming en bezieling mogen niet verloren gaan. Bij het inbedden van digitale tools moeten deze principes richtinggevend blijven. Zo vergroten ze het therapeutisch potentieel en consolideren ze verandering.
De geestelijke gezondheidszorg is niet wild van het idee om te innoveren in het zorgaanbod. Men beseft wel dat digitale tools kansen bieden, maar die worden slechts door enkele enthousiastelingen omarmd. Het is moeilijk om vastgeroeste patronen te doorbreken. Niet enkel voor wie zorg vraagt, maar meer nog voor wie die zorg verstrekt.
Hulpverleners moeten ondersteund worden om die koudwatervrees te overwinnen. Overheid en zorgorganisaties moeten niet enkel investeren in de digitale tools zelf, maar ook in de training en coaching van de zorgverstrekkers.
Zij moeten een kader creëren dat deze nieuwe zorgprocessen beschrijft en mogelijk maakt, dat hulpverleners motiveert en verantwoordelijkheid geeft en dat voldoende oog heeft voor privacy, ethiek en cliëntgerichtheid.
Meer dan ooit zijn er kansen voor innovatie. Neem dus het perspectief van de hulpvrager als uitgangspunt, ondersteund door een community van mensen en betekenisvolle digitale tools. We hopen dat de geestelijke gezondheidszorg deze kansen grijpt en mee de regie neemt in het vormgeven van de ambachtelijke psychische hulpverlening van de toekomst.
Bron: sociaal.net
Auteurs: Claude Missiaen, Nele Stinckens, Tom Van Daele